In de laatste bijdrage van deze serie gaan we naar Amerika. We staan
stil bij de beroemde prediker Jonathan Edwards. Zijn rol bij de opwekkingen
daar maken dat hij tot op de dag van vandaag een grote bekendheid geniet. We
lezen één van zijn bekendste boeken Religious Affections.
Leven
Jonathan Edwards werd geboren in East Windsor,
Connecticut. Hij studeerde aan Yale College te New Haven en was daar ook
enige tijd docent. In 1727 werd hij predikant te Northampton. Hij was hier in
1734-1735 betrokken bij een belangrijke opwekking, later schrijft hij hierover
in Faithful narrative of the suprising
work of God. Deze opwekking is de voorloper van The Great Awakening van 1740-1742. Deze laatste opwekking bracht
heel Massachusetts en Connecticut in beroering. In de eerste opwekking kan Edwards
als de leider worden aangewezen, in de tweede was dit de uit Engeland
overgekomen George Whitefield. Hoewel hij de gebreken van deze tweede opwekking
afwees, verdedigde hij ze toch als een werk Gods, ‘niet alle bloesem draag
vrucht’, zo zei hij. In de jaren hierna werd zijn populariteit in de gemeente
kleiner, er ontstond een conflict over het avondmaal. Edwards was het niet eens
met de opvatting van zijn voorganger Stoddard, die beweerde dat het avondmaal
een middel tot zaligheid was en zaligmakend geloof dus geen voorwaarde was. Hij
legde hier juist wel de nadruk op. Volgens hem moest je kunnen getuigen van
geestelijke ervaringen, voor je aan het avondmaal mocht. Uiteindelijk leidde
dit ertoe dat hij op 22 juni 1750 van de gemeente werd losgemaakt. Hij werd nu
zendeling onder de indianen te Stockbridge en schreef daar ook verschillende
boeken. In 1757 werd hij benoemd als voorzitter van het Princeton College. Hij
werd echter al snel ziek en stierf op 22 maart 1758.
Religious Affections
Religious Affections verscheen in 1746 en is geschreven als reactie
op The First Great Awakening . In het boek gaat hij in op het proces en de
kenmerken van de bekering. De vraag was hoe het echte werk van de Geest te
herkennen was. Niet alle religieuze ervaringen zijn door de Geest gewerkte
ervaringen. Hij vraagt daarbij grote aandacht voor de vrucht van de Geest, die
in het leven zichtbaar moet zijn. De innerlijke verandering van het hart zal
ook een uiterlijke verandering van bekering met zich mee brengen. Tot op de dag
van vandaag wordt dit boek door velen gelezen. Onlangs verscheen Nederlandstalige
uitgave onder de titel Religieuze
gevoelens.
Spiritualiteit
Het eerste waar ik de aandacht op
wil vestigen is de belangrijke plaats die de Heilige Geest inneemt. Edwards
denkt sterk van uit de Geest, de volgorde is bij hem Geest en Woord. Het is zo
sterk dat het werk van de Geest nog belangrijker lijkt te zijn dan het werk van
de Zoon en de Vader. Het verzoeningswerk van Christus wordt bijna secundair ten
opzichte van de toepassing van de Heilige Geest.
Wat de kerkleer betreft is hij
sterk congregationalistisch met een labadistisch trekje. Zo vond hij dat het
avondmaal alleen was voor hen voor hen die hun bekering kon belijden. Edwards
keert zich hiermee tegen het half-way
covenant, een opvatting waarbij het leek alsof een gedoopt iemand die
deugdzaam leefde al half op weg was. Edwards streed hiertegen en bij de
opwekking van 1734-1735 legde hij dan ook grote nadruk persoonlijke bekering en
berouw. Zijn strikte avondmaalsopvatting is dan ook de reden geweest dat hij
uit de gemeente moest vertrekken. Veel van zijn preken hebben de heiligmaking
als thema. Opnieuw zien we hier weer terugkeren wat we al eerder zagen, dat de
innerlijke vroomheid leidt tot de uiterlijke vroomheid. Dit was kenmerkend voor
de stroming van het Gereformeerd Piëtisme waar we naast Voetius en Rutherford
ook hem toe mogen rekenen. De wedergeboorte is voor hem iets wat zich uitstrekt
over het hele leven. Het leven moet gericht zijn op de glorie van God.
Daarnaast zien we dat zijn bekering
meer Theocentrisch dan Christocentrisch is. Hij beschrijft het als ‘a sense of the glory of the Divine Being’
en ‘a sweet delight in God and divine
things’ de persoon van Christus en de verzoening missen we hier en zijn
bekering is daarmee meer ontologisch dan soteriologisch gestructureerd. Het
leert ons dat iemand zijn bekering dus niet per definitie in soteriologische
termen hoeft te beschrijven. Het is de heerlijkheid van God die hem overweldigt
en pas achteraf kan hij zeggen dat ‘there
was anything spiritual, or of a saving nature in this’. Christus lijkt hier
dus een kleinere rol te spelen dan de Geest die hem deze beleving geeft.
Even verder lezen we enkele
voorbeelden van zijn spiritualiteit in de praktijk, hoe hij de heerlijkheid van
God in heel de schepping ziet, hij schrijft dan: ‘God’s
excellency, His wisdom, His purity, and love, seemed to appear in everything
(…) I often used to sit and view the moon for a
long time, (…) to behold the sweet glory of God in these things; in the mean
time singing forth, with a low voice, my contemplations of the Creator and
Redeemer.’ Hier
is te zien hoe hij heel concreet God in heel deze schepping ziet en ervaart,
alles spreekt van Hem. Het is het onderscheid van Augustinus in de praktijk
gebracht: de wereld gebruiken om God te genieten.
Uit het bovenstaande wordt reeds
duidelijk dat de affectie bij hem een grote rol speelt. In Religious affections benadrukt hij dat het geloof affectief van
aard is. Het gaat niet buiten de mens om, zonder gevoel geen geloof. Dit woord affections gaat dieper dan alleen maar
emotie, het heeft te maken met de liefde. Het kan dan ook geen loze emotie
gebaseerd op andermans emoties zijn, juist daar waarschuwde hij tegen. De
emotie moet redelijk zijn, opkomen vanuit de ziel en het verstand. Hoewel dit
op het eerste gezicht met elkaar strijd hield Edwards beiden dicht bij elkaar.
Hij spreekt dan ook van a new sense,
een nieuwe wil, een liefde tot God en een lust om heilig te leven.
Verder lezen: IX. Conclusie
In deze serie artikelen ga ik op zoek naar het antwoord op de vraag: Wat is christelijke spiritualiteit? Na een algemene inleiding sta ik stil bij de spiritualiteit van een zevental sleutelfiguren uit de kerkgeschiedenis. Ik sluit af met een conclusie waarin de lijnen samenkomen.