VIII. Jonathan Edwards (1703-1758)

In de laatste bijdrage van deze serie gaan we naar Amerika. We staan stil bij de beroemde prediker Jonathan Edwards. Zijn rol bij de opwekkingen daar maken dat hij tot op de dag van vandaag een grote bekendheid geniet. We lezen één van zijn bekendste boeken Religious Affections.

Leven

Jonathan Edwards werd geboren in East Windsor, Connecticut. Hij studeerde aan Yale College te New Haven en was daar ook enige tijd docent. In 1727 werd hij predikant te Northampton. Hij was hier in 1734-1735 betrokken bij een belangrijke opwekking, later schrijft hij hierover in Faithful narrative of the suprising work of God. Deze opwekking is de voorloper van The Great Awakening van 1740-1742. Deze laatste opwekking bracht heel Massachusetts en Connecticut in beroering. In de eerste opwekking kan Edwards als de leider worden aangewezen, in de tweede was dit de uit Engeland overgekomen George Whitefield. Hoewel hij de gebreken van deze tweede opwekking afwees, verdedigde hij ze toch als een werk Gods, ‘niet alle bloesem draag vrucht’, zo zei hij. In de jaren hierna werd zijn populariteit in de gemeente kleiner, er ontstond een conflict over het avondmaal. Edwards was het niet eens met de opvatting van zijn voorganger Stoddard, die beweerde dat het avondmaal een middel tot zaligheid was en zaligmakend geloof dus geen voorwaarde was. Hij legde hier juist wel de nadruk op. Volgens hem moest je kunnen getuigen van geestelijke ervaringen, voor je aan het avondmaal mocht. Uiteindelijk leidde dit ertoe dat hij op 22 juni 1750 van de gemeente werd losgemaakt. Hij werd nu zendeling onder de indianen te Stockbridge en schreef daar ook verschillende boeken. In 1757 werd hij benoemd als voorzitter van het Princeton College. Hij werd echter al snel ziek en stierf op 22 maart 1758.

Religious Affections

Religious Affections verscheen in 1746 en is geschreven als reactie op The First Great Awakening . In het boek gaat hij in op het proces en de kenmerken van de bekering. De vraag was hoe het echte werk van de Geest te herkennen was. Niet alle religieuze ervaringen zijn door de Geest gewerkte ervaringen. Hij vraagt daarbij grote aandacht voor de vrucht van de Geest, die in het leven zichtbaar moet zijn. De innerlijke verandering van het hart zal ook een uiterlijke verandering van bekering met zich mee brengen. Tot op de dag van vandaag wordt dit boek door velen gelezen. Onlangs verscheen Nederlandstalige uitgave onder de titel Religieuze gevoelens.

Spiritualiteit

Het eerste waar ik de aandacht op wil vestigen is de belangrijke plaats die de Heilige Geest inneemt. Edwards denkt sterk van uit de Geest, de volgorde is bij hem Geest en Woord. Het is zo sterk dat het werk van de Geest nog belangrijker lijkt te zijn dan het werk van de Zoon en de Vader. Het verzoeningswerk van Christus wordt bijna secundair ten opzichte van de toepassing van de Heilige Geest.
Wat de kerkleer betreft is hij sterk congregationalistisch met een labadistisch trekje. Zo vond hij dat het avondmaal alleen was voor hen voor hen die hun bekering kon belijden. Edwards keert zich hiermee tegen het half-way covenant, een opvatting waarbij het leek alsof een gedoopt iemand die deugdzaam leefde al half op weg was. Edwards streed hiertegen en bij de opwekking van 1734-1735 legde hij dan ook grote nadruk persoonlijke bekering en berouw. Zijn strikte avondmaalsopvatting is dan ook de reden geweest dat hij uit de gemeente moest vertrekken. Veel van zijn preken hebben de heiligmaking als thema. Opnieuw zien we hier weer terugkeren wat we al eerder zagen, dat de innerlijke vroomheid leidt tot de uiterlijke vroomheid. Dit was kenmerkend voor de stroming van het Gereformeerd Piëtisme waar we naast Voetius en Rutherford ook hem toe mogen rekenen. De wedergeboorte is voor hem iets wat zich uitstrekt over het hele leven. Het leven moet gericht zijn op de glorie van God.
Daarnaast zien we dat zijn bekering meer Theocentrisch dan Christocentrisch is. Hij beschrijft het als ‘a sense of the glory of the Divine Being’ en ‘a sweet delight in God and divine things’ de persoon van Christus en de verzoening missen we hier en zijn bekering is daarmee meer ontologisch dan soteriologisch gestructureerd. Het leert ons dat iemand zijn bekering dus niet per definitie in soteriologische termen hoeft te beschrijven. Het is de heerlijkheid van God die hem overweldigt en pas achteraf kan hij zeggen dat ‘there was anything spiritual, or of a saving nature in this’. Christus lijkt hier dus een kleinere rol te spelen dan de Geest die hem deze beleving geeft.
Even verder lezen we enkele voorbeelden van zijn spiritualiteit in de praktijk, hoe hij de heerlijkheid van God in heel de schepping ziet, hij schrijft dan:  ‘God’s excellency, His wisdom, His purity, and love, seemed to appear in everything (…) I often used to sit and view the moon for a long time, (…) to behold the sweet glory of God in these things; in the mean time singing forth, with a low voice, my contemplations of the Creator and Redeemer.Hier is te zien hoe hij heel concreet God in heel deze schepping ziet en ervaart, alles spreekt van Hem. Het is het onderscheid van Augustinus in de praktijk gebracht: de wereld gebruiken om God te genieten.
Uit het bovenstaande wordt reeds duidelijk dat de affectie bij hem een grote rol speelt. In Religious affections benadrukt hij dat het geloof affectief van aard is. Het gaat niet buiten de mens om, zonder gevoel geen geloof. Dit woord affections gaat dieper dan alleen maar emotie, het heeft te maken met de liefde. Het kan dan ook geen loze emotie gebaseerd op andermans emoties zijn, juist daar waarschuwde hij tegen. De emotie moet redelijk zijn, opkomen vanuit de ziel en het verstand. Hoewel dit op het eerste gezicht met elkaar strijd hield Edwards beiden dicht bij elkaar. Hij spreekt dan ook van a new sense, een nieuwe wil, een liefde tot God en een lust om heilig te leven.


Verder lezen: IX. Conclusie

In deze serie artikelen ga ik op zoek naar het antwoord op de vraag: Wat is christelijke spiritualiteit? Na een algemene inleiding sta ik stil bij de spiritualiteit van een zevental sleutelfiguren uit de kerkgeschiedenis. Ik sluit af met een conclusie waarin de lijnen samenkomen.