IX. Conclusie

Tenslotte wil ik in deze laatste bijdrage enkele conclusies trekken en lijnen schetsen. Een vergelijking van één enkel werk van zeven verschillende personen over een periode van ongeveer 1500 jaar is te weinig om algemene conclusies te trekken, toch wil ik enkele lijnen trekken.

Het object van de spiritualiteit

Allereerst de vraag naar het object van de spiritualiteit. Waarnaar of waarop richt zij zich? Wat dit betreft zien we in de loop der eeuwen een bepaalde verschuiving. De spiritualiteit van Augustinus draait vooral om God en niet zo zeer om Christus. Het gaat bij hem om het rust vinden in God. Ook bij Thomas zien we een meer theocentrisch georiënteerde spiritualiteit. Bij de Reformatie zien we dit veranderen en wordt de spiritualiteit meer Christocentrisch, de verzoening komt meer centraal te staan. Met name Rutherford is hier een goed voorbeeld van, het draait bij hem om de liefde in Christus. Ook zien we dat vanaf de Reformatie de vraag naar de rechtvaardiging centraler komt te staan en hiermee ook de uitverkiezing. Met name voor de na-Reformatorische personen die we vergeleken hebben geldt dat de verkiezing de grond is voor de geloofszekerheid en de troost in moeilijke tijden. Hun spiritualiteit is hiermee gefundeerd in God zelf en Zijn besluiten. De verkiezing is hiermee geen struikelblok voor een gezonde spiritualiteit maar juist de grond ervan. Hier wordt ten volle rekenschap gegeven van hetgeen ik in het eerste hoofdstuk opmerkte, namelijk dat christelijke spiritualiteit bij God vandaan komt. Stuk voor stuk hebben de bovengenoemde personen hiervan getuigt. Christelijke spiritualiteit is heel duidelijk religieuze spiritualiteit.

Gevoel en verstand

De tweede lijn die ik onder aan de aandacht wil brengen is die van de verhouding gevoel en verstand, ofwel spiritualiteit en scholastiek. Telkens zien we deze vraag terugkeren. In het huidige theologische klimaat worden beiden nogal eens tegen elkaar uitgespeeld. Geloof is iets van het hart en niet van het verstand, je moet het ervaren en niet kennen. Uit de werken van de besproken personen blijkt dat dit een valse tegenstelling is. Juist een scholasticus als Voetius getuigt ook van diepe spirituele en pastorale inzichten. Geloof gaat het hart én het verstand aan. We zagen hierboven al dat juist het als meest scholastisch en rigide te boek staande dogma, namelijk de uitverkiezing, juist de grond vormt van de spiritualiteit. De meest dorre en schijnbaar nutteloze dogmatische onderscheidingen blijken bij nader inzien vaak cruciaal voor de praktijk van het geloof. Beiden moet men dus niet tegen elkaar uitspelen. Wel is het zo dat scholastiek los van spiritualiteit en vroomheid een nutteloze en zelfs gevaarlijke bezigheid is. Jonathan Edwards wijst ons op het feit dat de spirituele ervaring onherroepelijk meekomt met het geloof. De geloofsverbondenheid met Christus raakt verstand, wil en gevoel. Wat dat betreft is spiritualiteit dus geen plus bij het christenleven, maar is ze er een onlosmakelijk onderdeel van.

Uiterlijkheid en innerlijkheid

Spiritualiteit is iets van het innerlijk, in de definitie noemen we het iets dat in het hart wordt opgeroepen. In diezelfde definitie staat echter ook dat dit gestalte krijgt in een leven voor Gods aangezicht. Deze relatie tussen de innerlijke vroomheid en de uiterlijke vorm waarin dit zichtbaar wordt zagen we steeds terugkeren. De vraag is: wat is de verhouding tussen beide? Al de besproken theologen zijn het erover eens dat beiden niet los van elkaar gemaakt kunnen worden. Afhankelijk van de historische context zien we dan ook dat of het één of het ander benadrukt wordt. Calvijn legt, tegen de achtergrond van de goede werken theologie van Rome, vooral de nadruk op de innerlijkheid. Een ieder moet persoonlijk in het hart geloven. De latere Piëtisten leggen vooral de nadruk op het feit dat innerlijke vroomheid uiterlijke consequenties dient te hebben, dit tegen de achtergrond van de morele laksheid van het kerkvolk. Ook de Moderne Devotie legde de nadruk op innerlijkheid én uiterlijkheid. Het ontbreken van uiterlijke vroomheid is dan ook vaak een teken van het ontbreken van innerlijke vroomheid. Edwards die leefde in een turbulente tijd van opwekking, benadrukte dat het uiterlijke vrome leven bewijs is van de innerlijke vernieuwing. Begrijpelijk dat juist om die reden veel nadruk werd gelegd op uiterlijke vroomheid. Beiden moeten daarom ook niet losgemaakt worden. Wel is het mijns inziens belangrijk om de juiste volgorde vast te houden: uiterlijkheid volgt op innerlijkheid. De mens die door God (innerlijk) gerechtvaardigd wordt zal dit laten blijken in een (uiterlijk) leven in heiligheid. Wie dit omdraait vervalt in wetticisme, God rechtvaardigt Goddelozen en geen heiligen. Ten slotte wordt hier opnieuw bevestigt wat al in de inleiding gezegd werd. Christelijke spiritualiteit blijft nooit in de lucht hangen, maar raakt het hele leven.

Wereld en Vaderland

Een vierde punt waarop de ik de aandacht wil vestigen is het kader waarin de spiritualiteit beoefend wordt. We zien dat bij Augustinus en Thomas spiritualiteit vooral een individueel karakter heeft. Bij Calvijn en Rutherford is deze meer op de kerk en gemeente gericht. Je bent als gelovige niet alleen op deze wereld, maar je vormt samen met de andere gelovigen het lichaam van Christus, je bent gemeente. Dit heeft ook gevolgen voor de spiritualiteit, ook daarin speelt de gemeente en de kerk een rol. Als we Thomas hierbij tegenover Calvijn zetten zien we het verschil. Thomas zat in een klooster en zonderde zich af van de wereld. Calvijn was predikant in een grote stad en stond juist middenin de wereld. Mijn inziens stuiten we hier op twee lijnen van spiritualiteit en geloofsbeoefening die we in heel de geschiedenis terug zien komen.
Het zijn lijnen die we niet tegen elkaar uit moeten spelen maar die we wel kunnen onderscheiden. Calvijn is hierbij een voorbeeld van de ene lijn. Zijn spiritualiteit is vooral gericht op het hier en nu, op zijn door God gegeven taak in deze wereld en de rol en plaats van de kerk hier en nu. Diepgaande contemplaties over het toekomende leven vinden we dan ook nauwelijks. Thomas is een voorbeeld van de andere lijn. De wereld en het hier en nu speelt een veel kleinere rol, hij is vooral opwaarts gericht op het hogere. Het verlangen naar het Vaderland speelt hierbij een grote rol, de mens is een pelgrim onderweg, de wereld en dit leven zijn slechts tussenstations op weg naar de eeuwigheid, naar God, naar het Vaderland.
Dit zien we ook duidelijk bij Augustinus terug. Zijn onderscheid tussen uti en frui heeft hiervoor mijns inziens de theologische basis gelegd. We moeten de wereld gebruiken om God te genieten. Dit richt ons oog omhoog op God, de wereld om ons heen is niet de laatste bestemming. Dit Pelgrimsmotief zien we dan ook steeds door de hele geschiedenis heen terugkeren, het ontbreekt eigenlijk bij geen van de besproken personen. Wel zien we dat het bij de één een grotere rol speelt dan bij de ander. Bij Calvijn treffen we het minder aan dan bij Augustinus. Wat betreft de tegenstelling Thomas en Calvijn kunnen we denk ik wel zeggen dat Augustinus de middenpositie bekleed. Hij wilde oorspronkelijk een leven in afzondering in het klooster leiden, tot de gemeente hem riep en hij bisschop werd en zo dus een taak in de kerk kreeg.
Ook hier is het denk ik opnieuw van belang om het juiste evenwicht te bewaren. Als Christenen zijn we als pelgrims op weg naar het Vaderland en hebben we hier geen blijvende stad, dit kan veel aardse zorgen relativeren. Anderzijds zijn we door God in deze wereld geplaatst en hebben we hier ook een taak en een opdracht, de wereld is en blijft Gods schepping en we mogen dit dan ook niet verwaarlozen. Uiteindelijk gaat het echter wel om de innerlijke relatie en verbondenheid met God, door Christus en dient ons hoofddoel te zijn God te dienen en Hem te genieten, de wereld kunnen we hiervoor gebruiken.

Tenslotte

Hierboven heb ik op grond van de eerdere portretten enkele lijnen proberen te schetsen. Lijnen die met elkaar een kader vormen waarin christelijke spiritualiteit beoefend wordt. We hebben gezien hoe deze spiritualiteit onontkoombaar samenhangt met het geloof. Een christenmens is een spiritueel mens, de door de Vader in het hart gelegde geloofsverbondenheid met Christus, raakt het hele leven. We zien hoe in de traditie altijd de verbinding is gebleven tussen het verstand enerzijds en het praktische leven anderzijds. Binnen deze christelijke spiritualiteit zagen we telkens weer een bepaalde spanning. Het is de spanning tussen het hier en nu en het verlangen naar het Vaderland dat wacht. Christelijke spiritualiteit kan misschien het best worden samengevat met het woord verlangen. Of zoals Paulus het verwoordt: 'Ons burgerschap is in de hemelen,  waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten.'


In deze serie artikelen ga ik op zoek naar het antwoord op de vraag: Wat is christelijke spiritualiteit? Na een algemene inleiding sta ik stil bij de spiritualiteit van een zevental sleutelfiguren uit de kerkgeschiedenis. Ik sluit af met een conclusie waarin de lijnen samenkomen. De gehele serie is hier te downloaden als pdf.